
Ontwikkelingen in betaald werk
Sinds het begin van de jaren negentig zijn er grofweg drie trends bepalend voor het aanzicht van de Nederlandse arbeidsmarkt en het daarmee gemoeide beleid. De eerste is demografisch: Nederland vergrijst, waardoor het vergroten van de arbeidsparticipatie al langere tijd op de agenda staat. De tweede trend is economisch: de Nederlandse arbeidsmarkt is in de afgelopen 25 jaar gekenmerkt door een sterke groei aan flexibele contractvormen. De derde trend is beleidsmatig. Sinds het begin van de jaren negentig is het zwaartepunt in het arbeidsmarktbeleid verschoven van passief arbeidsmarktbeleid gericht op inkomensondersteuning, naar meer actief arbeidsmarktbeleid dat zich concentreert op de activering van mensen die niet participeren, maar wel een beroep doen op de sociale zekerheid. (pagina 140)
De arbeidsmarkt is weer op stoom
In de vorige editie van De sociale staat van Nederland werd geconstateerd dat de economie een voorzichtig herstel liet zien, na het diepe dal in de nasleep van de economische crisis en de recessie van 2009. In 2016 is dat herstel robuust gebleken: het bbp groeide in 2015 en 2016 met circa 2% en zowel het arbeidsvolume als het aantal banen en het aantal openstaande vacatures steeg. Het Centraal Planbureau verwacht ook voor 2017 en 2018 een degelijke groei van het bbp en de werkgelegenheid, en een daling van de werkloosheid. (pagina 142)
Toename arbeidsparticipatie, vooral van ouderen en vrouwen
De ontwikkelingen bij de arbeidsparticipatie zijn in lijn met de eerder geconstateerde ontwikkeling van het arbeidsaanbod. Na een aantal jaren van een afnemende arbeidsparticipatie is er sinds 2015 een omslag en neemt de arbeidsparticipatie weer toe; zij bedraagt in 2016 bijna 75%. Met de toename van de arbeidsparticipatie in de afgelopen twee jaar is er per saldo in de afgelopen vijf jaar sprake van een lichte toename van de arbeidsparticipatie.
Hoewel voor alle groepen de arbeidsparticipatie de afgelopen twee jaar toeneemt, geldt een toename over de afgelopen vijf jaar zeker niet voor alle groepen. Onder jongeren (15 tot 25 jaar) en niet-westerse migranten is de arbeidsparticipatie de afgelopen vijf jaar afgenomen. Voor ouderen (55-64 jaar) is er juist sprake van een forse toename van de arbeidsparticipatie, van ongeveer 55% tot bijna 64%. Ook voor vrouwen is de arbeidsparticipatie, met een toename van meer dan 26%, sinds 1990 sterk toegenomen. Met de forse en langdurige toename van de arbeidsparticipatie lijkt het erop dat dit beleid zijn vruchten heeft afgeworpen. (pagina 148)
Aanzienlijke verschillen in werkloosheid tussen groepen
De werkloosheid daalt. Tussen groepen bestaan echter aanzienlijke verschillen in het niveau en de ontwikkeling van de werkloosheid. Vooral onder laagopgeleiden, niet-westerse migranten en jongeren is de werkloosheid aanzienlijk hoger dan gemiddeld. Tegelijkertijd zijn dit groepen waarvoor, in de huidige periode van economisch herstel, de werkloosheid in procenten het meest afneemt. Zo daalt bijvoorbeeld de werkloosheid onder niet-westerse migranten met ruim 3 procent in een periode van twee jaar. (pagina 148)
Leven lang leren
De technologische ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en de veranderingen op het gebied van arbeidsverhoudingen vragen om nieuwe vaardigheden bij burgers. Aangezien een robot vrij eenvoudig routineus werk kan overnemen, maar voorlopig niet in staat is tot sociale omgang, zullen sociale en empathische vaardigheden aan belang winnen op de arbeidsmarkt van de toekomst. En wanneer de flexibiliteit van de arbeidsmarkt doorzet, met of zonder druk van een groeiend aanbod van onlineplatformen, zullen burgers zelfredzamer en ondernemender moeten worden. Mensen die al werk doen dat een groot beroep doet op dergelijke vaardigheden, zoals werkenden in het onderwijs en de zorg, zullen vermoedelijk vrij goed bestand zijn tegen eventuele negatieve gevolgen van technologische ontwikkelingen. Anderen zullen deze vaardigheden bij moeten (blijven) leren om niet achterop te raken. Niet alle burgers zullen in gelijke mate over deze vaardigheden kunnen beschikken, reden waarom het Sociaal Cultureel Plan Bureau eerder al waarschuwde voor een mogelijke tweedeling tussen cans en cannots.
Op de arbeidsmarkt zou een dergelijke tweedeling zich kunnen uiten in een toenemend risico op werkloosheid en werk van lage kwaliteit onder de cannots, en in loonongelijkheid, waarbij de cannots vast komen te zitten in banen met een veel lagere loongroei dan de cans. (pagina 170)
Beperkt succes re-integratievoorzieningen
Als consequentie van het beleidsadagium ‘werk, werk, werk’ kwam er in de loop der tijd meer aandacht voor voorzieningen die de terugkeer naar de arbeidsmarkt zouden bevorderen. Deze voorzieningen omvatten onder meer loonkostensubsidies, participatieplaatsen, scholing en training. Ondanks deze inspanningen bleek het effect ervan beperkt. Wellicht mede daarom is er de laatste jaren vervolgens sterk op bezuinigd. Gemeenten en overheid proberen nu met het geslonken budget toch meer mensen te ondersteunen.
Het beperkte succes van re-integratie hangt ermee samen dat marktkrachten en de inrichting van de sociale zekerheid nu eenmaal sterke(re) spelers zijn. Processen zoals de economische conjunctuur, de toename van de arbeidsdeelname van vrouwen en het beperken van (toegang en niveau van) allerlei socialezekerheidsregelingen spelen in het algemeen een grotere rol. Daarnaast kunnen opgelegde doelstellingen van re-integratie een averechtse uitwerking hebben. Het kan voor het behalen van een doelstelling immers de moeite waard zijn om te selecteren op mensen die toch al een goede kans op betaald werk maken. Naast deze kritiek mag echter niet worden vergeten dat reintegratie voor veel mensen net het gewenste zetje naar de arbeidsmarkt kan betekenen.
Dit zijn enkele belangrijke conclusies uit de SCP-publicatie De sociale staat van Nederland 2017. Dit tweejaarlijkse rapport, geeft een beeld van de sociale situatie in Nederland. Aan de hand van kerncijfers analyseert het SCP de ontwikkelingen op de terreinen arbeid, inkomen, gezondheid, onderwijs, participatie, veiligheid, vrije tijd en wonen. Verder besteden de onderzoekers aandacht aan de demografische ontwikkeling van de bevolking, de ontwikkeling van de publieke opinie en het politieke klimaat en de leefsituatie van de Nederlanders. In deze editie kijkt het SCP wat langer terug dan in eerdere edities: zij brengen nu ontwikkelingen van de afgelopen 25 jaar in beeld.