
Uit het onlangs verschenen rapport ‘De toekomst van vakmanschap’, opgesteld door een consortium bestaande uit het ROA, AMCIS, Kohnstamm Instituut en ecbo, komt naar voren dat specialistisch opgeleide mbo-vakmensen betere kansen hebben op de arbeidsmarkt dan breed opgeleide vakmensen.
De bevinding is tegen de verwachting in: vaak wordt gedacht dat smal opgeleide mbo’ers steeds meer moeilijkheden ondervinden op de arbeidsmarkt naarmate ze ouder worden omdat hun vaardigheden achterhaald dreigen te worden, terwijl de breed opgeleide vakmensen zich makkelijker blijven ontwikkelen.
Behoefte aan specialisme
De arbeidsmarktperspectieven van breed opgeleide mbo-vakmensen volgen op de tweede plaats, vooral omdat ze minder goede baankansen hebben aan het begin van hun loopbaan. Voor praktisch opgeleide vakmensen (met een smalle mbo-opleiding, met name op niveau 1 en 2) verloopt de overgang van school naar de arbeidsmarkt soepel. Maar daar staat tegenover, dat praktische vakmensen vaak lang werken in beroepen met een laag salaris en een lage beroepsstatus. De opwaartse mobiliteit blijft achter voor deze groep. Dit maakt de positie van de praktisch opgeleide vakman kwetsbaar. Ook op de middellange termijn is vooral behoefte aan specialistische en brede vakmensen.
Vaardighedenvoor de toekomst
Toch kan niet gesteld worden dat, omdat positieve uitkomsten van specialistische mbo-opleidingen zijn gevonden, alleen smalle beroepsspecifieke vaardigheden ertoe doen. Door de toenemende complexiteit van het werk worden generieke vaardigheden zoals probleemoplossend vermogen en complexe taal- en rekenvaardigheden belangrijker in het uitvoeren van werk. Juist in beroepen die veel beroep doen op hoge niveaus van deze vaardigheden, is een sterke groei in werkgelegenheid waarneembaar.