
Rotterdam heeft veel laaggeletterden. De komende jaren gaat de bibliotheek proberen daar iets aan te doen. In de centrale bibliotheek bij Blaak ligt het boek iPhone voor dummies naast Seks voor dummies en onder het boek Ondernemingsraad voor dummies en dat vat het wel zo’n beetje samen: de Bibliotheek Rotterdam richt zich nadrukkelijk op alle leeftijdscategorieën, met al haar 21 vestigingen. De organisatie schreef een meerjarenbeleidsplan voor 2021-2024, waarover deze week in een commissievergadering van de gemeenteraad is gesproken. ''Het is een mooi plan, maar om het grote aantal laaggeletterden in Rotterdam terug te dringen is méér nodig”, zegt promovenda aan de Hogeschool Rotterdam, Martine van der Pluijm, die onderzoek doet naar hoe professionals laaggeletterde ouders beter kunnen bereiken.
Want naast de coronacrisis („daar hebben we financieel gezien gelukkig weinig last van”, zegt directeur-bestuurder Theo Kemperman, de bieb draait voornamelijk op subsidie) staat de bibliotheek met de samenleving en het onderwijs voor andere crises: ontlezing onder jongeren en laaggeletterdheid onder Rotterdammers. Bijna een kwart van de jongeren in Nederland leest niet goed genoeg om bijvoorbeeld overheidsteksten te snappen, en jongeren in Nederland hebben het minste leesplezier, blijkt uit een internationaal vergelijkend onderzoek. In Rotterdam is 21 procent van de inwoners tussen de 16 en 65 jaar laaggeletterd, dat is het dubbele van het landelijk gemiddelde. En op Zuid is dat zelfs bijna een derde, blijkt uit cijfers van de gemeente Rotterdam. Van der Pluijm: „Er staat nogal wat op het spel. Laaggeletterdheid in Rotterdam wordt voornamelijk tussen generaties doorgegeven. Omdat de stad relatief veel laagopgeleiden heeft, is de groep laaggeletterden extra groot. Het hangt samen met allerlei andere moeilijkheden later in het leven: moeite op de arbeidsmarkt, schulden, ongezondere levensstijl door een lager inkomen. Dat jongeren steeds minder graag lezen, een landelijk probleem, kan nog méér laaggeletterdheid veroorzaken.”
Bibliotheek Rotterdam is overigens niet de enige en eerst verantwoordelijke partij hierin. Het nationale hulpprogramma voor Zuid, NPRZ, bestrijdt ook tegen de laaggeletterdheid, en ce gemeente probeert het met het programma Taal ook terug te dringen. Aan jongeren in de bieb op Blaak geen gebrek, maar lenen doen ze amper. De centrale bibliotheek zit op een dinsdagavond rond zeven uur nog ‘gewoon’ vol. „Tentamentijd”, zegt een medewerkster. Student aan de TU Delft Youssef Benabou (19), in grijze hoodie op de derde: „Thuis doet het internet het niet en heb ik drie drukke broertjes die om me heen springen.” Of hij er weleens een boek leent? „Ik koop ze liever.” Een verdieping lager zit de strak ingevlochten student Benedicte Ogunjide (24). Ook geen internet thuis. „Hier is het mooi en rustig.” Zij pakt weleens een boek. „Soms zie ik een leuke en ga ik in een loungestoel lezen.”
En dat is wat de bibliotheek wil: het moet steeds meer een ontmoetingsplek worden, zegt directeur-bestuurder Kemperman telefonisch. Daarop zullen de komende jaren de vestigingen ingericht worden. Het College – als grootste subsidieverstrekker – is akkoord met de plannen. Kemperman over de toekomst: „We zijn lang niet alleen meer van boetes en boeken. We zijn ook de plek waar jongeren chillen of studeren, waar zij en anderen vervolgens in aanraking komen met cultuur en debat of eens een boek uit de kast pakken. Waar iedereen laagdrempelig vragen kan stellen als ze problemen hebben met basisvaardigheden – ouderen die digitaal niet kunnen meekomen, enthousiasmeren in lezen bij jongeren, laaggeletterdheid, rekenen. Een neutrale, veilige, warme plek.”
In Rotterdam is de afgelopen jaren de dalende trend in het aantal bibliotheken en bezoekersaantallen gekeerd. De bibliotheek kwam van een tijd waarin door bezuinigingen vestigingen moesten sluiten tot er zes over zouden zijn. Daar kwam protest tegen, met name van wijkcommissies en -raden, en in het vorige meerjarenbeleidsplan van de bibliotheek stond het openen van meer vestigingen centraal. Dat is gelukt met 21 vestigingen en vorige maand de opening van een nieuwe vestiging op Zuidplein, vinden bibliotheek en het College. Nu moet het door met als doel: in samenwerking met andere partijen álle doelgroepen aanspreken, in het bijzonder de mensen die minder zelfredzaam zijn. Kemperman: „Wij zijn er voor alle Rotterdammers.” Ook wil Bibliotheek Rotterdam op termijn de centrale bibliotheek verbouwen (daar moet de gemeenteraad nog over spreken) en de openingstijden verruimen.
Aandacht voor jonge kinderen
De bibliotheek gaat zijn organisatiestructuur zo aanpassen dat er acht werkgroepen zijn, per leeftijdscategorie eentje. „Zo ontstaat enorm veel specialistische kennis. Degenen die het beleid bedenken zijn bovendien betrokken bij de uitvoering ervan. Wat bijvoorbeeld nieuw is, is onze structurele aandacht voor kinderen van 0 tot 4 jaar, één van de werkgroepen. Op die leeftijd moet je er al bij zijn om laaggeletterdheid tegen te gaan. Uit onderzoek blijkt dat kinderen dan al een achterstand oplopen als ouders te weinig aandacht geven aan taal. Wij organiseren bijvoorbeeld middagen voor die kinderen en hun ouders om taalbewustzijn te verhogen”, zegt Kemperman.
In de vestiging in het gebied waar 34 procent van de bewoners laaggeletterd is, Charlois, geeft bibliothecaresse Joyce – bloesje in slangenlerenprint, gouden klokje met steentjes om haar pols – die lessen. Ze zag in de vijftien jaar dat ze bibliothecaresse is kinderen aan haar balie opgroeien en ook het takenpakket behoorlijk uitbreiden. „Taalcafé, digitale vaardigheden – die laatste cursus heb ik zelf ook nog gevolgd!”, geeft ze lachend toe. „De jonkies van 0 tot 2 lees ik voor en ik zing liedjes met ze. Ouders geven we een koffertje met boekjes voor thuis.” Maar ze ziet ook: „Het is een gratis koffertje, maar toch komen mensen die zich opgaven vaak niet opdagen. Dat is jammer hoor.” Promovenda Van der Pluijm: „Ze doen veel goede dingen, maar uit het meerjarenbeleidsplan valt me op dat het nog erg aanbodgericht is: de bieb biedt iets aan. Die cursussen voor kinderen, bijvoorbeeld. Heel belangrijk, want in die leeftijdscategorie ontstaat de eerste laaggeletterdheid. Maar ouders die laaggeletterd zijn kómen niet in de bieb, zie ik in mijn onderzoek. Er staat ‘co-creatie’, maar ik mis nog de vraag: ‘hoe?’ Hoe ga je die ouders bereiken?”
De bibliotheek onderkent dat ze dat lastig vindt, maar zegt dat ze hier al wel aan werkt. „Het centrum Jeugd en Gezin huist ín ons gebouw, daar komen die gezinnen langs.” Van der Pluijm: „Het is ook lastig: een bibliotheek heeft beperkte middelen en het personeel zit aan zijn max. Maar: probeer het, het is nodig.”